Menu Zoeken

Personen met verzilverbare populariteit

PORTRETTEN IN RECLAME

Topsporters, artiesten en andere door hun beroep populair geworden personen hebben een commercieel portretrecht; zij hebben zogezegd een verzilverbare populariteit. Dit recht is niet zozeer gebaseerd op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar vooral op het rechtsbeginsel dat het profiteren van bepaalde prestaties toebehoort aan degene die deze heeft verricht. Publicatie van een portret in een commerciële reclame-uiting vereist voorafgaande toestemming van de geportretteerde. Datzelfde geldt voor publicaties van liefdadige aard. Indien toestemming van de geportretteerde ontbreekt, heeft die een redelijk belang om tegen de publicatie op te treden. Zo maakte de bekende Nederlandse bokser Arnold Vanderlijde in 1993 met succes bezwaar tegen publicatie van zijn portret in Panorama. Het weekblad had zonder toestemming een als poster uitneembare foto van de bokser geplaatst. Omdat Vanderlijde volgens de rechter een verzilverbare populariteit bezit, moest de uitgeverij van Panorama de bokser een aanzienlijke schadevergoeding betalen.

Op grond van het portretrecht mogen fotografen ook niet zonder toestemming portretten van bekende personen te koop aanbieden. Dit blijkt uit een rechterlijke uitspraak uit 2002 over een geschil tussen galerie Donkersloot en de Rolling Stones. Donkersloot had aanvankelijk toestemming gekregen om enkele schilderijen en monoprints met de portretten van Mick Jagger, Keith Richards, Charly Watts en Ron Wood te produceren en verkopen. Op een gegeven moment trokken de bandleden deze toestemming weer in, nadat Donkersloot zich niet aan bepaalde afspraken zou hebben gehouden. Aangezien Donkersloot de schilderijen desondanks bleef verkopen, liet de muziekband beslag leggen op de stukken. De rechter oordeelde dat Donkersloot inbreuk had gemaakt op het portretrecht van de verschillende bandleden van The Rolling Stones. Zij hadden op grond van hun verzilverbare populariteit een redelijk belang om zich te verzetten tegen de openbaarmaking van hun portretten.

Deze verzilverbare populariteit kan echter niet verhinderen dat de media in woord en beeld mogen berichten over het wel en wee van publieke figuren. Dergelijke berichtgeving valt namelijk gewoon onder de persvrijheid. Weliswaar doen de meeste uitgevers dat met een commercieel oogmerk, maar toch bijna steeds in de vorm van een journalistieke uiting. Publieke figuren kunnen zich dan ook niet snel verzetten tegen het gebruik van hun portret in de media – inclusief de roddelpers – op voorwaarde dat aan alle journalistieke zorgvuldigheidseisen is voldaan. Dit is zelfs het geval wanneer het bewuste portret staat afgebeeld op de omslag van geïllustreerde bladen. Met die voorpagina mogen deze bladen zelfs reclame maken. Wel zal de afgebeelde persoon dan ook in het blad moeten voorkomen. Het gebruik van een willekeurig aantrekkelijk portret dat puur dient ter versiering van de omslag is dus niet toegestaan. Het is de vraag of het voorgaande ook geldt voor de omslagen van boeken. Waar de plaatsing van een portret binnenin het boek nog onmisbaar kan zijn als illustratie bij het verhaal, zal plaatsing op de omslag mogelijk eerder worden aangemerkt als versiering met hoofdzakelijk commerciële waarde. Uitgevers van boeken doen er dan ook verstandig aan om ten aanzien van het plaatsen van portretten op boekomslagen niet alleen de auteursrechtelijke toestemming van de fotograaf maar ook toestemming van de geportretteerde te verkrijgen.