Menu Zoeken

Invoering van de Auteurswet

Begin vorige eeuw werd de Auteurswet 1912 ingevoerd. Sindsdien geniet de fotografie dezelfde bescherming als de schilderkunst, de literatuur, de muziek en tal van andere creatieve disciplines. Ook in de Europese wetgeving en in verschillende universele verdragen is de foto inmiddels als auteursrechtelijk beschermbaar werk opgenomen. Op grond daarvan mag niemand een foto zonder toestemming van de fotograaf gebruiken of, beter gezegd, exploiteren. Vele generaties fotografen beschouwen dit exclusieve recht inmiddels als de normaalste zaak van de wereld, maar er waren tijden dat bescherming minder vanzelfsprekend was. Tot begin twintigste eeuw was het zelfs omstreden dat foto’s voor het auteursrecht in aanmerking kwamen. Een politieke meerderheid achtte de foto daarvoor in artistiek opzicht te licht. Een foto was niet meer dan een mechanische reproductie van de werkelijkheid − geen persoonlijke, creatieve schepping. Een uitspraak uit 1840 van de Franse minister Alphonse Lamartine illustreert de weerstand uit die tijd om fotografie voor vol aan te zien.

"Het is vanwege het slaafse karakter van de fotografie dat ik een fundamentele verachting voel voor deze nieuwe uitvinding, die nooit kunst zal voortbrengen, maar slechts in staat is om met behulp van een stuk geslepen glas de natuur te plagiëren. Is de reflectie van een lens op papier kunst? Nee, het is een zonnestraal die op een toevallig moment is gevangen. Waar is de mens? Waar is de keuze? In het kristal misschien, maar zeker niet in de mens. De fotograaf zal nooit de schilder vervangen; de een is een mens, de ander een machine."

Kennelijk boezemde deze nieuwe technische uitvinding veel mensen een zekere angst in, zoals ook de eerste auto’s een schokeffect teweegbrachten. Dat de Nederlandse wetgever de fotografie in 1912 toch onder de bescherming van het auteursrecht bracht, had vooral te maken met de pragmatische visie van veel juristen in die tijd. De fotografie had met name in de tweede helft van de negentiende eeuw aan populariteit gewonnen. Daarmee kreeg zij een economische rol van betekenis en zag men de noodzaak om onrechtmatige exploitatie ervan te bestrijden. Al vond een meerderheid nog steeds dat foto’s niet op één lijn konden worden gesteld met ‘echte kunstwerken’, een onthouding van auteursrechtelijke bescherming viel niet langer te rechtvaardigen.

A. Lamartine, ‘Cours familier de littérature. Entretiens sur Leopold Robert’, 1848, aangehaald in M. de Cock Buning, Auteursrecht en informatietechnologie, Otto Cramwinckel, 1998, p. 96, vertaling M. de Cock Buning