Geboren in 1950, zelfstandig fotograaf sinds 1973, Hoofd afdeling fotografie van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK).
'Als je het niet kunt opschrijven, dan is het gewoon nog niet helder genoeg in je hoofd.'
Na haar studie fotografie aan de Rietveld Academie manifesteert Corinne Noordenbos zich in de jaren '70 vooral als sociaal-documentair fotograaf. Ze werkt voor een groot aantal tijdschriften, waaronder Avenue en Opzij. Naast haar werk als fotograaf is ze actief als bestuurder (o.a. GKf) en werkt als assistente van Lorenzo Merlo in de Canon Photo Gallery.
In de jaren '80 krijgt het werk van Corinne een meer autonoom karakter en gaat ze ook lesgeven aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, waar ze in 1985 hoofddocent van de afdeling fotografie wordt.
Haar huidige baan als hoofd van de afdeling fotografie van de KABK zorgt ervoor dat de eigen fotografie (tijdelijk) op de tweede plaats komt, na het onderwijs en na haar studenten.
Lesgeven aan een academie
'Ik had al heel snel door dat ik er niets aan vond om leiding te geven aan een afdeling als ik er geen les kon geven.
Voor mij is het contact met de studenten heel essentieel als voedingsbodem voor beleid. Als je dat kwijt bent dan raak je de voeling kwijt met wat er gebeurd, hoe het gebeurd en waar het naar toe moet. De studenten veranderen voortdurend, de buitenwereld verandert voortdurend en daar moet je je beleid op aanpassen.
'In 1989 was de fusie tussen de School voor Fotografie & Fotonica en de KABK, de overgang dus van mts naar hbo. Toen ik in 2005 binnenkwam – dus 16 jaar later – werd er over gesproken alsof het gisteren gebeurd was. Die fusie was dus mislukt, de cultuurverschillen waren gebleven. Docenten die op zich hele goede docenten waren, begrepen niets van het verschil tussen mbo en hbo. En daar kon je ook niet met ze over in discussie.
'Als je kunst een vak noemt, dan is dit een vakopleiding, maar het is geen vakopleiding in de traditionele zin, het is niet te vergelijken met een opleiding tot timmerman of loodgieter. Een aantal docenten vonden de ideeën over de academie – en dat wat er in het kunstonderwijs gebeurt – lijnrecht staan tegenover ambachtelijkheid. Dus op het moment dat je iets zei over de artistieke praktijk, dan vond men dat ten koste gaan van de vakopleiding.
De praktijk
'We gaan eigenlijk uit van twee pijlers. De eerste is dat je heel erg je eigen mogelijkheden als beeldmaker moet ontwikkelen, je authentieke, oorspronkelijke handschrift – daar kun je heel veel termen op loslaten -, maar we gaan ervan uit dat we hele sterke eigenzinnige beeldenmakers opleiden.
De tweede pijler is het cultureel ondernemerschap en dat richt zich ook weer op twee dingen: het ene is dat je – en dat had Bas Vroege heel goed gezien bij het maken van het nieuwe curriculum – je heel erg richt op de podia waarop fotografie zich manifesteert en dat die podia heel erg veranderen. Daar hebben we heel veel aandacht aan besteed in het curriculum en dat doen we nog. Waar moet het terechtkomen, waar moet je fotografie functioneren? Die vraag is heel belangrijk, daar moet je goed zicht op hebben.
En het andere punt is cultureel ondernemerschap, dat je draagvlak creëert voor je werk, dat je er niet van uitgaat dat er een oorspronkelijke opdrachtgever/uitvoerende relatie bestaat, maar dat je in feite je opdrachtgever zelf zoekt. En dat betekent ook dat je je beweegt buiten de disciplines, die normaliter van fotografie gebruik maken.
Je mag er niet van uitgaan dat je zo maar voor de markt zal werken. Je moet je eigen niche vinden, je eigen markt creëren
'Tijdschriftenfotografie of reclame zijn gewoon niet meer genoeg. We beschouwen dat als een tussenstation, geen eindstation. We werken heel veel met praktijkopdrachten, zodat de studenten heel goed weten hoe je voor een markt moet werken, maar die markt is niet waar je straks je werk uit gaat halen. Je moet het wel kunnen, want het is natuurlijk te gek voor woorden dat als je een opdracht krijgt, je niet weet hoe dat moet.
Maar we gaan er veel meer van uit dat ze zelf de initiator zijn van het creëren van hun werk.'
Ondernemerschap
'Als je de minister hoort praten over cultureel ondernemerschap, dan zit er heel veel verwarring in die term. Beeldend kunstenaars moeten natuurlijk op een bepaalde manier ondernemer zijn, maar dat is iets anders dan een tekening maken voor een menukaart, dat is te simpel.
'Je kunt tegenwoordig niet zo maar een restaurant hebben met tafeltjes, een menukaart en een keuken. Je creëert – bijvoorbeeld – een ontmoetingsplek voor singles, daar komt ook entertainment bij. Ik denk dat die cross-overs steeds meer gaan plaatsvinden.
Als je zelf de initiator bent, hoe vind je dan dat draagvlak van mensen die je daar in willen steunen? Je publiek – een nieuw publiek – vinden, daar gaat het vaak om.
'Je hoeft niet per se succesvol te zijn binnen het vakgebied waarvoor je bent opgeleid. Ik denk dat onze studenten competenties hebben waar het bedrijfsleven heel erg gelukkig van wordt. Ze kunnen nadenken, ze zijn zelfstandig, ze zijn flexibel, ze tonen initiatief; ze weten heel goed wie ze zijn, wat ze kunnen en wat ze niet kunnen. Er zijn heel veel universitaire opleidingen, die daar niet aan kunnen tippen.
'Wat betreft startkwalificatie voor de arbeidsmarkt denk ik dat we hele goede mensen afleveren en je ziet ook dat een aantal mensen er gedurende hun opleiding al achter komt dat ze helemaal niet als fotograaf willen functioneren, maar in aanpalende gebieden. Beeldredacteur ligt natuurlijk voor de hand, maar er zijn ook studenten die doorstromen naar masteropleidingen kunstmanagement of de curatorenopleidingen en er komen mensen terecht als communicatiemedewerker.'
Tijd
'Je merkt dat jonge mensen een heel beperkt geheugen hebben. Gisteren is prehistorie en eergisteren bestaat überhaupt niet meer. Dat is een nadeel, want je moet toch op iets voortbouwen.
Het is heel moeilijk om van een nul-aanvangsniveau op hbo-niveau te komen in vier jaar tijd. Ze weten bijvoorbeeld niet wie Martin Parr is, ze weten niet meer wat een diafragma is. Dus je hebt te maken met een totaal ander aanvangsniveau [in vergelijking met 20 jaar geleden]. Maar ze fotograferen wel.
'De digitale fotografie heeft ook nog eens een keertje gemaakt dat de hele materialisering van de fotografie is verdwenen. Ze weten eigenlijk helemaal niet meer wat een foto is. Ze kijken altijd naar een fotografische afbeelding. Dus je moet behoorlijk wat extra tijd steken in het gevoel kweken voor: wat is een foto en wat is een afbeelding van een foto, tactiliteit. Je handschrift is bepalend voor de detaillering van je foto, dat gevoel moet je ze bijbrengen, want dat is wat je de kijker uiteindelijk meegeeft.
'Ik zeg altijd in mijn openingspraatje: we fotograferen allemaal, maar dat maakt nog niet dat we ook allemaal beeldenmaker kunnen worden.
Ze hebben minder tijd dan in het verleden en er wordt ook veel meer van ze verwacht. Het kunstonderwijs is enorm geprofessionaliseerd, er wordt heel erg veel van ze gevraagd. Er wordt veel meer analytisch vermogen gevraagd, veel meer research en theorievorming, veel meer schrijven.
Bij de redactionele afdeling zetten we heel erg zwaar in op research, op journalistieke research, goed bronnenonderzoek doen. En bij de wervende kant heel veel aan het opzetten van een goede debriefing, het schrijven van een goed plan waarmee je je concept gaat ontwikkelen.
Je leert om een projectplan te maken, een pitch te doen, een subsidieaanvraag op te stellen, mondelinge presentaties, een ondernemersplan schrijven. Dus veel meer dan alleen een beeld maken. Maar het moet wel in vier jaar, want anders heb je een boete aan je broek hangen.
'Je gedachten helder onder woorden kunnen brengen, op schrift of mondeling, daar besteden we ook heel veel aandacht aan.
Het gaat niet alleen om het verkopen met woorden van je beelden, maar ook over een bepaald abstractieniveau in je denken, dat het onderwerp niet zozeer in het onderwerp zelf zit, maar dat het een vehicle is voor veel meer verhalen. Als je dat niet helder in je hoofd hebt, dan kun je het niet onder woorden brengen. Dus als je het niet kunt opschrijven dan is het gewoon nog niet helder genoeg in je hoofd.'
Netwerken
'Ik ga altijd naar Arles [fotofestival les Rencontres d'Arles] met een koffer vol portfolio's en boeken, als een handelsreiziger, samen met de studenten die zijn afgestudeerd. Ik gebruik mijn eigen netwerk heel erg voor mijn studenten.
Op het moment dat je steeds goede mensen aandraagt, dan wordt er ook naar je geluisterd. Je moet selectief zijn en weten wie je aan wie voorstelt, want anders verlies je je geloofwaardigheid.
'Ik heb altijd heel erg veel gedaan aan netwerken en ik heb dan ook een heel uitgebreid netwerk, dus dat heb ik ook in de opleiding gestopt.
Het netwerken speelt een enorm grote rol in de afdeling. We hebben een netwerkweek, een projectweek in november. Dat doen we nu zeven jaar, dan gaan ze overal heen en iedereen werkt er aan mee, belangeloos. Als iemand afstudeert met een goed project dan vraag ik om de persen nog even te laten doordraaien zodat je 150 exemplaren extra hebt. Die neem ik dan af tegen een gereduceerde prijs en ik geef die aan het netwerk dat belangeloos heeft meegewerkt. Iedereen blij.
'Mijn voorganger, Ellen Dosse, heeft het voor de eerste keer opgezet, maar die organiseerde het zelf en ik laat het de studenten organiseren. Dat kost meer tijd aan begeleiding, maar daardoor leren ze ook veel meer.
We hebben er een website voor gemaakt, die moeten ze ook zelf vullen. Biografieën schrijven, zorgen dat er materiaal opstaat, aanbevelingen, hoogtepunten benoemen en de quotes na afloop.
Op vrijdag hebben we altijd portfolio masterclasses. De hele studio is dan omgebouwd, allemaal tafeltjes met een wekker. De jongerejaars mogen er tussendoor lopen om te luisteren hoe het gaat. Dat is geweldig, feedback krijgen op je werk.
In het eindexamenjaar moet je dat heel vaak doen, moet je ook opdrachtgevers gaan zoeken, want als je een opdracht binnen haalt dan krijg je ook weer feedback op je werk, dat moet een dialoog zijn, daar kom je verder mee, daarom ga ik ook met studenten naar Arles. Sommige maakt het onzeker, dat is wel een soort valkuil, want ze moeten zich ook kunnen blijven concentreren op zichzelf, ze moeten ook kunnen blijven experimenten en kunnen uitglijden. Maar dat is het vinden van de juiste balans.
'De eerstejaars moeten verplicht naar Arles om te zien hoe de internationale fotowereld opereert, een soort kennismaking. Dat geeft ze een totaal andere horizon binnen zo'n opleiding. Ze zien dat zo'n beroemdheid aanspreekbaar is, dat je daar gewoon mee kunt praten. Maar ze zien ook dat die wereld veel groter is dan ze in de tijdschriften zien. Heel erg belangrijk en de goede gaan dan in de jaren daarna zelf weer met hun mapje erheen en proberen gesprekken aan te knopen.
'In het tweede jaar maken we een buitenlandse studiereis, de laatste jaren naar Berlijn. Hoe doe je dan nu als je als beeldmaker een week lang gedropt wordt op een plek die je niet kent? Hoe realiseer je daar werk? En het moet wel in drie dagen af.
Daar maken we een tijdschrift van, Berlin Heute heette dat de laatste jaren. Dit jaar hebben we voor het eerst een digitaal tijdschrift gemaakt en we zijn nu bezig om daar een licentie van Apple voor kunnen krijgen. Dat is voor studenten ontzettend leuk. Je krijgt dan een slideshow bij een artikel of een advertentie die opeens gaat bewegen als je erop klikt.'
Toekomst
'We hebben audiovisueel, we hebben geluid, we hebben interactieve media, dat zijn allemaal vakken die ze krijgen. Beweging geeft nieuwe mogelijkheden, internet wordt heel belangrijk, is al heel belangrijk. Je ziet dat de taal van de film veranderd, het gaat steeds meer stilstaan, dus dat doet veel minder met het tijdsaspect, veel minder beweging van de camera.
We hebben al een aantal projecten gehad waarbij het beeld zelf niet beweegt, maar iets in het stilstaand beeld beweegt. Dat zijn allemaal nieuwe dingen en de toepassingen daarvan zullen alleen maar toenemen.
'Er blijft altijd een markt voor professionele dingen, maar die markt zal heel veel kwijtraken aan amateurs. En het is altijd de vraag hoeveel men wil betalen voor creatieve dingen. Voor ambacht wil men tot op zekere hoogte betalen, maar voor artisticiteit liever niet. De technicus die het licht en geluid in het theater bedient, die zal altijd werk vinden, maar degene die op het podium staat die zal het voor weinig of niets moeten doen. Dat spanningsveld zit er in de fotografie natuurlijk ook.
'Iedereen kan fotograferen, dus je zult het in hele andere dingen moeten zoeken. Je zult je moeten verkopen als de expert op een bepaald onderwerp. Je moet altijd iets extra's hebben. Daarvoor is je netwerk zo belangrijk: toegang.
Wat is je toegevoegde waarde? Welk probleem kun je voor iemand oplossen? Of: je hebt je eigen interesse en je wilt per se iets kwijt, je eigen verhaal. Daar moet je dan draagvlak voor vinden.
'Als je geen verhaal hebt, dan heb je een probleem. De tijd is echt voorbij dat je kunt wachten tot de telefoon gaat. Bij de toelating vragen we al: wat is voor jou de noodzaak voor het maken van beeld? En daarbij alleen al vallen er een heleboel af.
'Fotografie heeft een enorme toekomst. Wat ik heel erg leuk vind aan deze tijd is dat een technische ontwikkeling voor het eerst weer invloed heeft op de beeldtaal. Je moet eigenlijk terug tot de uitvinding van de kleinbeeldcamera wil je zo'n zelfde moment vinden.
Ik heb het dan over HD op spiegelreflexcamera's, wat de overgang tussen bewegend en stilstaand beeld laat vervagen. Je hebt hu bewegende foto's en stilstaande film en dat heeft invloed op zowel de beeldtaal van de fotografie als de beeldtaal van de film. Je krijgt een hybride gebied. Heel interessant.'